2 Samuël 5:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen kwamen alle stammen van Israël bij David te Hebron en zeiden: Zie, wij zijn uw eigen vlees en bloed.

2. Reeds vroeger, toen Saul nog koning over ons was, waart gij het, die Israël deed uittrekken en weer terugbracht. En de Here sprak tot u: Gij zult mijn volk Israël weiden en vorst over Israël zijn.

3. Dus kwamen alle oudsten van Israël bij de koning te Hebron, en koning David sloot met hen voor het aangezicht des Heren te Hebron een verbond; daarop zalfden zij David tot koning over Israël.

4. Dertig jaar was David oud, toen hij koning werd; veertig jaar heeft hij geregeerd.

5. In Hebron heeft hij zeven jaar en zes maanden geregeerd over Juda, en in Jeruzalem drieëndertig jaar over geheel Israël en Juda.

6. De koning trok met zijn mannen naar Jeruzalem op, tegen de Jebusieten, die in die landstreek woonden. Dezen zeiden tot David: Gij komt hier niet binnen; blinden en lammen zullen u terugdrijven! Zij bedoelden: David komt hier nooit binnen.

2 Samuël 5