2 Samuël 4:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen de zoon van Saul hoorde, dat Abner in Hebron de dood had gevonden, ontzonk hem de moed, en geheel Israël werd verschrikt.

2. Nu had de zoon van Saul twee mannen, aanvoerders van krijgsbenden, de een heette Baäna en de ander Rekab, zij waren zonen van de Beërotiet Rimmon, die tot de Benjaminieten behoorde. – Want ook Beërot wordt bij Benjamin gerekend.

3. De Beërotieten waren naar Gittaïm gevlucht en daar vreemdelingen geworden tot op de huidige dag. –

2 Samuël 4