14. Maar Joab zeide: Ik wil mij op deze wijze niet door u laten ophouden. Toen nam hij drie werpspiesen in zijn hand en stiet ze in het hart van Absalom, terwijl deze nog levend in de terebint hing.
15. En tien knechten, wapendragers van Joab, omringden Absalom en sloegen hem dood.
16. Daarop blies Joab op de hoorn, zodat het volk terugkeerde van de achtervolging van Israël; want Joab wilde het volk sparen.
17. Toen namen zij Absalom en wierpen hem in een grote kuil in het woud en richtten boven hem een zeer grote steenhoop op. Geheel Israël echter vluchtte, ieder naar zijn tent.