2 Samuël 13:21-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Toen de koning David dit alles hoorde, werd hij zeer toornig.

22. Absalom sprak echter met Amnon noch ten kwade noch ten goede, maar Absalom haatte Amnon, omdat deze zijn zuster Tamar onteerd had.

23. Na twee volle jaren gebeurde het, dat Absalom schaapscheerders had in Baäl-Chasor, dat bij Efraïm ligt; en Absalom nodigde al de zonen van de koning uit.

24. Toen kwam Absalom bij de koning en zeide: Zie, uw knecht heeft schaapscheerders; laat toch de koning en zijn dienaren met uw knecht meegaan.

2 Samuël 13