2 Kronieken 32:31-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Ter gelegenheid van het gezantschap, dat de vorsten van Babel tot hem gezonden hadden om naar het wonderteken dat in het land geschied was, te vragen, was het aldus: God verliet hem om hem op de proef te stellen, teneinde te weten alles wat in zijn hart was.

32. Het overige van de geschiedenis van Jechizkia, en zijn vrome daden, zie, zij zijn beschreven in het Gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, in het boek der koningen van Juda en van Israël.

33. Jechizkia ging bij zijn vaderen te ruste; men begroef hem op de helling, waar de graven der zonen van David liggen, en geheel Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.

2 Kronieken 32