22. Aldus verloste de Here Jechizkia en de inwoners van Jeruzalem uit de macht van Sanherib, de koning van Assur, en uit de macht van alle anderen, en Hij gaf hun rust aan alle zijden.
23. Velen brachten naar Jeruzalem geschenken voor de Here en kostbaarheden voor Jechizkia, de koning van Juda. Van toen af stond hij bij alle volken hoog in aanzien.
24. In die dagen werd Jechizkia ten dode toe ziek. Toen bad hij tot de Here en Hij sprak tot hem en gaf hem een wonderteken.
25. Maar Jechizkia schoot te kort in dankbaarheid voor de weldaad, hem bewezen, want hij werd hoogmoedig, zodat er toorn kwam te rusten op hem, op Juda en op Jeruzalem.
26. Toen verootmoedigde Jechizkia zich over zijn hoogmoed, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de toorn des Heren niet over hen kwam in de dagen van Jechizkia.
27. Jechizkia bezat zeer veel rijkdom en luister; hij maakte zich schatkamers voor zilver, goud, edelgesteente, specerijen, schilden en allerlei kostbaar gerei;
28. ook opslagplaatsen voor de opbrengst van koren, most en olie, en stallen voor allerlei vee en kooien voor de kudden.
29. Hij maakte zich versterkingen en verwierf zich een groot bezit aan kleinvee en runderen, want God gaf hem een zeer grote have.
30. Jechizkia was het ook, die de bovenste uitgang van het water van Gichon dichtstopte en het naar beneden westwaarts naar de stad Davids leidde. In al zijn doen was Jechizkia voorspoedig.
31. Ter gelegenheid van het gezantschap, dat de vorsten van Babel tot hem gezonden hadden om naar het wonderteken dat in het land geschied was, te vragen, was het aldus: God verliet hem om hem op de proef te stellen, teneinde te weten alles wat in zijn hart was.
32. Het overige van de geschiedenis van Jechizkia, en zijn vrome daden, zie, zij zijn beschreven in het Gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, in het boek der koningen van Juda en van Israël.
33. Jechizkia ging bij zijn vaderen te ruste; men begroef hem op de helling, waar de graven der zonen van David liggen, en geheel Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.