15. Nu dan, laat Hizkia op deze wijze u niet bedriegen noch u misleiden, en gelooft hem niet, want geen enkele god van enige natie of koninkrijk heeft zijn volk uit mijn macht en uit de macht mijner vaderen kunnen redden; hoeveel te min zal uw God u uit mijn macht kunnen redden!
16. En nog meer spraken zijn dienaren tegen de Here God en tegen diens knecht Jechizkia.
17. Ook had hij een brief geschreven, waarin hij de Here, de God van Israël, hoonde en van Hem zeide: Evenmin als de goden van de volken der andere landen hun volk uit mijn macht gered hebben, zal de God van Jechizkia zijn volk redden uit mijn macht.
18. En zij riepen met luide stem in het Judees tot het volk van Jeruzalem op de muur, om hen bevreesd te maken en hen te verschrikken, opdat zij de stad zouden kunnen innemen.
19. Aldus spraken zij over de God van Jeruzalem als over de goden van de volken der aarde, het maaksel van mensenhanden.