1. Toen nu dit alles geëindigd was, trokken al de Israëlieten, die zich daar bevonden, uit naar de steden van Juda, verbrijzelden de gewijde stenen, hieuwen de gewijde palen om en vernielden grondig de hoogten en de altaren uit geheel Juda en Benjamin en in Efraïm en Manasse. Daarna keerden al de Israëlieten naar hun steden terug, ieder naar zijn eigen bezitting.
2. Vervolgens stelde Jechizkia de onderscheidene afdelingen der priesters en der Levieten, naar gelang van ieders dienst als priester of als Leviet, vast voor brandoffers en vredeoffers, om te dienen, te loven en te prijzen in de poorten van de legerplaatsen des Heren.
3. De bijdrage van de koning, uit eigen bezit, was bestemd voor de brandoffers: voor de morgen- en avondbrandoffers, en voor de brandoffers op de sabbatten, de nieuwe maanden en de feesttijden, zoals was voorgeschreven in de wet des Heren.