3. Dit is het grondplan van Salomo voor de bouw van het huis Gods: de lengte in ellen naar de oude maat was zestig el en de breedte twintig el.
4. De voorhal aan de voorkant was in de lengte langs de breedte van het huis twintig el, en de hoogte honderd twintig; hij overtrok haar van binnen met zuiver goud.
5. Hij beschoot het grote vertrek met cypressehout, overtrok dit met fijn goud en bracht daarop palmen en slingers aan.
6. Ter versiering voorzag hij het vertrek van kostbare steen. Het goud was goud van Parwaïm.