1. Toen Amasja vijfentwintig jaar oud was, werd hij koning en hij regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Jehoaddan; zij was uit Jeruzalem.
2. Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, maar niet met een volkomen toegewijd hart.
3. Zodra hij het koningschap vast in handen had, bracht hij de dienaren om, die zijn vader, de koning, hadden gedood.
4. Maar hun kinderen bracht hij niet ter dood, overeenkomstig hetgeen geschreven staat in de wet, in het boek van Mozes, waar de Here geboden heeft: De vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de vaders, maar ieder zal om zijn eigen zonde sterven.