20. Hij nam de oversten over honderd, de aanzienlijken, hen die over het volk heersten, en al het volk des lands, en hij bracht de koning uit het huis des Heren. Zij kwamen door de Bovenpoort in het koninklijk paleis, en lieten de koning op de koningstroon plaatsnemen.
21. Al het volk des lands verheugde zich en de stad bleef rustig, nadat zij Atalja met het zwaard ter dood hadden gebracht.