2 Kronieken 18:13-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Maar Micha zeide: Zo waar de Here leeft, voorzeker, hetgeen mijn God zeggen zal, dàt zal ik spreken.

14. Toen hij tot de koning gekomen was, vroeg de koning hem: Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken of zal ik het nalaten? Hij antwoordde: Trekt op, en gij zult voorspoed hebben; zij zullen in uw macht gegeven worden.

15. Maar de koning zeide tot hem: Hoe dikwijls moet ik u bezweren, dat gij tot mij slechts de waarheid spreekt in de naam des Heren?

16. Daarop zeide hij: Ik zag geheel Israël op de bergen verstrooid als schapen die geen herder hebben, en de Here zeide: dezen hebben geen heer, een ieder kere in vrede naar zijn huis.

17. Toen sprak de koning van Israël tot Josafat: Heb ik u niet gezegd: hij profeteert over mij niets goeds, maar enkel onheil?

2 Kronieken 18