1 Samuël 9:24-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Toen diende de kok de schenkel op met wat daaraan was en zette deze Saul voor. En hij zeide: Zie, wat overgebleven is, wordt u voorgezet; eet, want voor het feest is het voor u bewaard, toen ik zeide: Ik heb het volk genodigd. Zo at Saul op die dag met Samuël.

25. Daarna daalden zij van de hoogte af naar de stad. En hij sprak met Saul op het dak.

26. Zij stonden vroeg op, en toen het morgenrood begon te gloren, riep Samuël Saul, die op het dak was, en zeide: Sta op, dan zal ik u uitgeleide doen. Toen stond Saul op en zij beiden gingen naar buiten, hij en Samuël.

27. Toen zij aan de grens van de stad gekomen waren, zeide Samuël tot Saul: Zeg de knecht, dat hij voor ons uitga – daarop ging deze weg – maar blijf gij nu staan, dan zal ik u het woord Gods doen horen.

1 Samuël 9