1. Men deelde David mee: Zie, de Filistijnen strijden tegen Keïla en roven de dorsvloeren leeg.
2. Toen vroeg David de Here: Zal ik heengaan en deze Filistijnen verslaan? De Here antwoordde David: Ga heen, versla de Filistijnen en bevrijd Keïla.
3. Maar de mannen van David zeiden tot hem: Zie, wij leven hier in Juda al in vrees; hoeveel te meer, wanneer wij naar Keïla trekken, tegen de slagorden der Filistijnen.