9. Jonatan zeide echter: Zeg dat niet! Want, als ik zeker weet, dat mijn vader vast besloten is, dit kwaad over u te brengen, zou ik het u niet meedelen?
10. Toen vroeg David aan Jonatan: Wie zal het mij meedelen, wanneer uw vader u een hard antwoord geeft?
11. Jonatan zeide tot David: Kom, laten wij naar buiten gaan, het veld in. En beiden gingen het veld in.
12. Toen antwoordde Jonatan David: Bij de Here, de God van Israël – ik zal morgen of overmorgen omstreeks deze tijd mijn vader polsen; wanneer het er dan voor David goed voor staat, zal ik u dan geen boodschap zenden en het u in vertrouwen meedelen?
13. Zo moge de Here Jonatan doen, ja nog erger: wanneer mijn vader besloten is dat kwaad over u te brengen, zal ik het u meedelen en u laten gaan, zodat gij in vrede kunt vertrekken. De Here moge met u zijn, zoals Hij met mijn vader geweest is.