1. Toen nam Samuël de oliekruik, goot haar uit over zijn hoofd, kuste hem en zeide: Heeft de Here u niet tot vorst over zijn erfdeel gezalfd?
2. Wanneer gij heden van mij zijt heengegaan, zult gij twee mannen ontmoeten bij het graf van Rachel, in het gebied van Benjamin, te Selsach. Die zullen tot u zeggen: De ezelinnen die gij zijt gaan zoeken, zijn terecht; en zie, uw vader denkt niet meer aan het geval met de ezelinnen, maar over u is hij bezorgd en hij zegt: Wat kan ik voor mijn zoon doen?