14. En Eli zeide tot haar: Hoelang zult gij u als een beschonkene gedragen? Zorg, dat gij uw roes kwijtraakt.
15. Doch Hanna antwoordde: Neen, mijn heer, ik ben een diepbedroefde vrouw; wijn noch bedwelmende drank heb ik gedronken, maar ik heb mijn hart uitgestort voor het aangezicht des Heren.
16. Houd uw dienstmaagd niet voor een nietswaardige; want door grote zorg en smart gekweld heb ik zo lang gesproken.
17. En Eli antwoordde: Ga heen in vrede, en de God van Israël zal u geven, wat gij van Hem gebeden hebt.
18. Daarop zeide zij: Uw dienstmaagd moge uw gunst verwerven. Toen ging de vrouw haars weegs, zij at weer en haar gelaat toonde geen droefheid meer.
19. De volgende morgen stonden zij vroeg op en bogen zich neer voor het aangezicht des Heren; daarop keerden zij terug naar hun huis te Rama. Toen Elkana gemeenschap had met zijn vrouw Hanna, dacht de Here aan haar,