1 Kronieken 4:26-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. En de zonen van Misma: zijn zoon Chammuël, diens zoon Zakkur, diens zoon Simi.

27. En Simi had zestien zonen en zes dochters; zijn broeders echter hadden niet vele zonen. Hun gehele geslacht was niet zo talrijk als de nakomelingen van Juda.

28. Zij woonden in Berseba, Molada, Chasar-Sual,

29. Bilha, Esem, Tolad,

30. Betuël, Chorma, Siklag,

31. Bet-Hammarkabot, Chasar-Susim, Bet-Biri en Saäraim; dit waren hun steden, totdat David koning werd.

32. En hun nederzettingen waren Etam, Ain, Rimmon, Token en Asan, vijf steden,

33. ook al hun nederzettingen die rondom deze steden lagen, tot aan Baäl. Dit waren hun woonplaatsen. Zij hielden hun eigen geslachtsregisters.

34. En Mesobab, Jamlek, Josa, de zoon van Amasja,

35. Joël, Jehu – de zoon van Josibja, de zoon van Seraja, de zoon van Asiël –,

36. Eljoënai, Jaäkoba, Jesochaja, Asaja, Adiël, Jesimiël, Benaja

37. en Ziza – de zoon van Sifi, de zoon van Allon, de zoon van Jedaja, de zoon van Simri, de zoon van Semaja –

38. dezen die met name genoemd zijn, waren vorsten in hun geslachten. Hun families breidden zich sterk uit;

1 Kronieken 4