6. En Semaja, de zoon van Netanel, de schrijver, die tot de Levieten behoorde, schreef hen in ten overstaan van de koning, de oversten, de priester Sadok, Achimelek – de zoon van Abjatar – en van de familiehoofden der priesters en der Levieten; telkens werd één familie van Eleazar genomen, en dan ook één van Itamar.
7. Het eerste lot nu viel op Jojarib, het tweede op Jedaja,
8. het derde op Charim, het vierde op Seorim,
9. het vijfde op Malkia, het zesde op Miamin,
10. het zevende op Hakkos, het achtste op Abia,
11. het negende op Jesua, het tiende op Sekanja,
12. het elfde op Eljasib, het twaalfde op Jakim,
13. het dertiende op Chuppa, het veertiende op Jesebab,
14. het vijftiende op Bilga, het zestiende op Immer,
15. het zeventiende op Chezir, het achttiende op Happisses,
16. het negentiende op Petachja, het twintigste op Jechezkel,
17. het eenentwintigste op Jakin, het tweeëntwintigste op Gamul,
18. het drieëntwintigste op Delaja, het vierentwintigste op Maäzja.