1 Kronieken 24:20-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Wat de overige zonen van Levi aangaat: tot de zonen van Amram behoorden nog Subaël, tot de zonen van Subaël: Jechdejahu.

21. Wat Rechabja aangaat: tot de zonen van Rechabja behoorde het hoofd Jissia;

22. tot de Jisharieten behoorde Selomot; tot de zonen van Selomot Jachat.

23. De zonen (van Chebron waren: het hoofd) Jeria; Amarja, de tweede; Jachaziël, de derde; Jekamam, de vierde.

24. De zonen van Uzziël: Micha; uit de zonen van Micha: Samir.

25. De broeder van Micha was Jissia; uit de zonen van Jissia: Zekarja.

26. De zonen van Merari waren Machli en Musi, de zonen van zijn zoon Jaäziahu.

27. De zonen van Merari uit zijn zoon Jaäziahu: Soham, Zakkur en Ibri.

28. Van Machli: Elazar; deze had geen zonen.

29. Wat Kis aangaat, de zonen van Kis: Jerachmeël.

30. En de zonen van Musi waren Machli, Eder en Jerimot. Dit zijn de zonen der Levieten volgens hun families.

31. Ook zij wierpen het lot, evenals hun broeders, de zonen van Aäron, ten overstaan van koning David, Sadok, Achimelek en de familiehoofden der priesters en der Levieten; het hoofd van elke familie evenzeer als zijn jongste broeder.

1 Kronieken 24