20. Wat de overige zonen van Levi aangaat: tot de zonen van Amram behoorden nog Subaël, tot de zonen van Subaël: Jechdejahu.
21. Wat Rechabja aangaat: tot de zonen van Rechabja behoorde het hoofd Jissia;
22. tot de Jisharieten behoorde Selomot; tot de zonen van Selomot Jachat.
23. De zonen (van Chebron waren: het hoofd) Jeria; Amarja, de tweede; Jachaziël, de derde; Jekamam, de vierde.
24. De zonen van Uzziël: Micha; uit de zonen van Micha: Samir.
25. De broeder van Micha was Jissia; uit de zonen van Jissia: Zekarja.
26. De zonen van Merari waren Machli en Musi, de zonen van zijn zoon Jaäziahu.
27. De zonen van Merari uit zijn zoon Jaäziahu: Soham, Zakkur en Ibri.
28. Van Machli: Elazar; deze had geen zonen.
29. Wat Kis aangaat, de zonen van Kis: Jerachmeël.
30. En de zonen van Musi waren Machli, Eder en Jerimot. Dit zijn de zonen der Levieten volgens hun families.