1 Kronieken 24:13-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. het dertiende op Chuppa, het veertiende op Jesebab,

14. het vijftiende op Bilga, het zestiende op Immer,

15. het zeventiende op Chezir, het achttiende op Happisses,

16. het negentiende op Petachja, het twintigste op Jechezkel,

17. het eenentwintigste op Jakin, het tweeëntwintigste op Gamul,

18. het drieëntwintigste op Delaja, het vierentwintigste op Maäzja.

19. Dit zijn hun dienstgroepen voor hun ambtswerk, opdat zij het huis des Heren zouden binnengaan volgens de verordeningen, hun gegeven door hun vader Aäron, naar hetgeen de Here, de God van Israël, hem geboden had.

20. Wat de overige zonen van Levi aangaat: tot de zonen van Amram behoorden nog Subaël, tot de zonen van Subaël: Jechdejahu.

21. Wat Rechabja aangaat: tot de zonen van Rechabja behoorde het hoofd Jissia;

22. tot de Jisharieten behoorde Selomot; tot de zonen van Selomot Jachat.

23. De zonen (van Chebron waren: het hoofd) Jeria; Amarja, de tweede; Jachaziël, de derde; Jekamam, de vierde.

24. De zonen van Uzziël: Micha; uit de zonen van Micha: Samir.

25. De broeder van Micha was Jissia; uit de zonen van Jissia: Zekarja.

1 Kronieken 24