1 Kronieken 2:6-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. de zonen van Zerach: Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara, tezamen vijf.

7. De zonen van Karmi: Akar, die Israël in het ongeluk stortte, doordat hij zich aan het gebannene vergreep;

8. en de zonen van Etan: Azarja.

9. De zonen, die aan Chesron werden geboren, waren: Jerachmeël, Ram en Kelubai.

10. Ram verwekte Amminadab; Amminadab verwekte Nachson, de vorst der Judeeërs;

11. Nachson verwekte Salma; Salma verwekte Boaz;

12. Boaz verwekte Obed; Obed verwekte Isaï;

13. en Isaï verwekte Eliab, zijn eerstgeborene, Abinadab, zijn tweede, Sima, zijn derde;

14. Netanel, zijn vierde, Raddai, zijn vijfde;

15. Osem, zijn zesde, David, zijn zevende.

16. Hun zusters waren Seruja en Abigaïl. De zonen van Seruja waren: Absai, Joab en Asaël, drie;

1 Kronieken 2