1 Kronieken 2:39-53 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. Azarja verwekte Cheles, Cheles verwekte Elasa,

40. Elasa verwekte Sisemai, Sisemai verwekte Sallum,

41. Sallum verwekte Jekamja, Jekamja verwekte Elisama.

42. De zonen van Kaleb, de broeder van Jerachmeël, waren: Mesa, zijn eerstgeborene – dat is de vader van Zif –, en de zonen van Maresa, de vader van Hebron.

43. De zonen van Hebron: Korach, Tappuach, Rekem en Sema;

44. Sema verwekte Racham, de vader van Jorkeam, en Rekem verwekte Sammai.

45. De zoon van Sammai was Maon, en Maon was de vader van Bet-Sur.

46. Efa, de bijvrouw van Kaleb, baarde Charan, Mosa en Gazez; Charan nu verwekte Gazez.

47. De zonen van Jodai waren: Regem, Jotam, Gesan, Pelet, Efa en Saäf.

48. Kalebs bijvrouw Maäka had Seber en Tirchana gebaard;

49. ook baarde zij Saäf, de vader van Madmanna, Sewa, de vader van Makbena, en de vader van Giba; en de dochter van Kaleb was Aksa.

50. Dit zijn de zonen van Kaleb. De zonen van Chur, de eerstgeborene van Efrata: Sobal, de vader van Kirjat-Jearim;

51. Salma, de vader van Betlehem, en Charef, de vader van Bet-Gader.

52. Van Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, stamden af Haroë en half Menuchot.

53. En de geslachten van Kirjat-Jearim waren: de Jitrieten, de Putieten, de Sumatieten en de Misraïeten; uit deze zijn de Soratieten en de Estaolieten voortgekomen.

1 Kronieken 2