1 Kronieken 2:26-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Jerachmeël had echter nog een andere vrouw, die Atara heette; deze was de moeder van Onam.

27. De zonen van Ram, de eerstgeborene van Jerachmeël, nu waren: Maäs, Jamin en Eker.

28. De zonen van Onam: Sammai en Jada, en de zonen van Sammai: Nadab en Abisur.

29. De vrouw van Abisur heette Abihaïl; deze baarde hem Achban en Molid.

30. De zonen van Nadab waren: Seled en Appaïm; Seled stierf kinderloos;

31. de zonen van Appaïm: Jisi; de zonen van Jisi: Sesan, en de zonen van Sesan: Achlai.

32. De zonen van Jada, de broeder van Sammai: Jeter en Jonatan; Jeter stierf kinderloos;

33. en de zonen van Jonatan: Pelet en Zaza. Dit zijn de zonen van Jerachmeël.

34. En Sesan had geen zonen, maar alleen dochters; wel had Sesan een Egyptische slaaf, die Jarcha heette.

1 Kronieken 2