25. Want Gij, mijn God, hebt aan uw knecht geopenbaard, dat Gij hem een huis bouwen zult; daarom heeft uw knecht het gewaagd, dit gebed tot U te richten.
26. Nu dan, Here, Gij zijt God en Gij hebt dit goede aangaande uw knecht gesproken;
27. nu heeft het U behaagd het huis van uw knecht te zegenen, zodat het voor altijd, voor uw aangezicht zal zijn. Want Gij, Here, hebt het gezegend, daarom zal het gezegend zijn voor altijd.