30. beef voor zijn aangezicht, gij ganse aarde:vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt.
31. De hemel verheuge zich, de aarde juiche,en men zegge onder de volken: De Here is Koning.
32. De zee bruise en haar volheid,het veld en al wat daarop is, verblijde zich;
33. dan zullen de bomen des wouds jubelenvoor de Here, want Hij komt om de aarde te richten.