1 Kronieken 12:20-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Toen hij naar Siklag ging, kozen uit Manasse zijn zijde: Adnach, Jozabad, Jediaël, Michaël, Jozabad, Elihu en Silletai, aanvoerders van de duizenden van Manasse.

21. Dezen stonden David terzijde bij het aanvoeren van de troep, want zij waren allen dappere helden en werden oversten in het leger.

22. Want van dag tot dag kwamen er tot David om hem te helpen, tot het een groot leger werd, als een leger Gods.

23. Dit nu zijn de getallen van de afdelingen dergenen die, ten strijde toegerust, tot David kwamen te Hebron om volgens de belofte des Heren het koningschap van Saul op hem te doen overgaan:

24. Judeeërs, schild en speer dragend, zesduizend achthonderd ten strijde toegerusten.

25. Van de Simeonieten: dappere helden in de strijd, zevenduizend en honderd.

26. Van de Levieten: vierduizend zeshonderd;

27. voorts Jehojada, een vorst van de Aäronieten, en met hem drieduizend zevenhonderd;

28. en Sadok, een jongeman, een dapper held, met zijn familie: tweeëntwintig oversten.

29. Van de Benjaminieten, de stamgenoten van Saul, drieduizend; het grootste gedeelte van hen was echter tot dusver trouw gebleven aan het huis van Saul.

30. Van de Efraïmieten: twintigduizend achthonderd, dappere helden, mannen van naam in hun families.

31. Van de halve stam Manasse: achttienduizend, met name aangewezen, gekomen om David koning te maken.

1 Kronieken 12