34. En Abraham verwekte Isaak; de zonen van Isaak waren Esau en Israël.
35. De zonen van Esau: Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach;
36. de zonen van Elifaz: Teman en Omar, Sefi en Gatam, Kenaz, Timna en Amalek;
37. de zonen van Reüel: Nachat, Zerach, Samma en Mizza;
38. en de zonen van Seïr: Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Eser en Disan.
39. De zonen van Lotan: Chori en Homam, en de zuster van Lotan was Timna;
40. de zonen van Sobal: Aljan, Manachat, Ebal, Sefi en Onam; de zonen van Sibon: Ajja en Ana;
41. de zonen van Ana: Dison, en de zonen van Dison: Chamran, Esban, Jitran en Keran;
42. de zonen van Eser: Bilhan, Zaäwan en Jaäkan; de zonen van Disan: Us en Aran.
43. Dit zijn de koningen die over het land Edom regeerden, voordat er een koning over de Israëlieten regeerde: Bela, de zoon van Beor; zijn stad heette Dinhaba.