1 Korinthiërs 10:17-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.

18. Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?

19. Wat wil ik hiermede dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is, of dat een afgod iets is?

20. Integendeel, dat hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet, dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten.

1 Korinthiërs 10