1. Maar over zijn eigen huis bouwde Salomo dertien jaar; toen had hij zijn gehele huis voltooid.
2. Hij bouwde namelijk het huis: Woud van de Libanon, honderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog, met vier rijen van cederen zuilen, terwijl er gehouwen cederen balken op de zuilen lagen.
3. Het was van boven met cederhout gedekt, op de verdiepingen, die op de zuilen rusten, vijfenveertig (vertrekken), vijftien op een rij.
4. Voorts drie rijen vensters van latwerk, en driemaal een open venster tegenover een open venster.
5. En al de toegangen en de open vensters waren vierhoekig, van houtwerk; driemaal een open venster tegenover een open venster.