35. Maar de strijd werd die dag hevig, en de koning bleef rechtop in zijn wagen staan tegenover de Arameeërs. Doch des avonds stierf hij en het bloed uit zijn wond vloeide in de wagenbak.
36. Toen ging er tegen zonsondergang een luide kreet door het leger: Ieder naar zijn stad, ieder naar zijn land.
37. Zo kwam de koning dood Samaria binnen, en zij begroeven de koning in Samaria.
38. Toen men de wagen bij de vijver van Samaria afspoelde, lekten de honden zijn bloed, terwijl de hoeren zich wiesen, naar het woord des Heren, dat Hij gesproken had.