5. Daarop kwam zijn vrouw Izebel bij hem en sprak tot hem: Waarom zijt gij zo gemelijk gestemd, dat gij niets eten wilt?
6. Toen sprak hij tot haar: Ik heb met de Jizreëliet Nabot gesproken en tot hem gezegd: geef mij toch uw wijngaard voor geld, of, indien gij dat liever hebt, wil ik u er een wijngaard voor in de plaats geven. Maar hij zeide: ik geef u mijn wijngaard niet.
7. Daarop zeide zijn vrouw Izebel tot hem: Gij oefent nu eens koninklijke macht uit over Israël! Sta op en eet, laat uw hart vrolijk zijn; ik zal u de wijngaard van de Jizreëliet Nabot geven.
8. Toen schreef zij brieven in naam van Achab, verzegelde die met zijn zegel en zond de brieven aan de oudsten en de edelen, die bij Nabot in zijn stad woonden.