13. Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij de ezel. Zij zadelden hem de ezel; hij besteeg die,
14. ging de man Gods achterna, en trof hem aan, zittende onder een terebint, en hij vroeg hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen is? En hij antwoordde: Ja.
15. Voorts zeide hij tot hem: Ga met mij naar huis en eet brood.
16. Doch hij zeide: Ik mag niet met u terugkeren noch met u binnengaan, en ik zal met u geen brood eten en geen water drinken aan deze plaats,
17. want ik heb door het woord des Heren deze opdracht: eet geen brood en drink er geen water; en ga niet terug langs de weg, waarlangs gij gekomen zijt.
18. Toen zeide hij tot hem: Ook ik ben een profeet evenals gij, en een engel heeft tot mij gesproken door het woord des Heren: laat hem met u terugkeren naar uw huis, om brood te eten en water te drinken. Hij loog hem dat voor.