6. ‘Dat is de vrouw die met Naomi is meegekomen uit Moab,’ antwoordde de opzichter.
7. ‘Zij heeft mij vanmorgen gevraagd of zij aren mocht rapen die de maaiers laten vallen. Sindsdien is zij voortdurend bezig geweest, afgezien van een korte pauze.’
8. Boaz liep naar haar toe en zei: ‘Luister eens, blijf maar hier om aren te verzamelen. Je hoeft niet naar een andere akker te gaan. Loop maar vlak achter mijn arbeidsters aan.
9. Ik heb mijn knechten gewaarschuwd dat ze je niet mogen lastigvallen. En als je dorst hebt, neem dan gerust wat water.’
12. Moge de Here, de God van Israël, onder wiens vleugels je je toevlucht hebt gezocht, je hiervoor belonen.’
13. ‘Dank u wel, meneer,’ antwoordde Ruth. ‘U bent zo vriendelijk voor mij, terwijl ik niet eens een arbeidster van u ben!’