5. Maar als onze onrechtvaardigheid de rechtvaardigheid van God bevestigt, hebben wij dán recht van spreken? Is God dus onrechtvaardig als Hij ons oordeelt? Dat is natuurlijk een menselijke gedachte!
6. Nee, God is niet onrechtvaardig! Anders zou Hij toch geen rechter van de wereld kunnen zijn.
7. Maar als God meer eer ontvangt door mijn oneerlijkheid—omdat die zo schril afsteekt tegen de waarheid van God—waarom word ik dan nog als zondaar veroordeeld?
8. Sommigen laten ons zeggen: doe het kwade dan maar, opdat het goede daaruit voortkomt. Deze mensen verdienen het oordeel.
9. Wil ik hiermee zeggen dat wij als Joden beter zijn dan de andere volken? Nee, absoluut niet. Ik heb al eerder gezegd dat alle mensen, Jood of niet-Jood, schuldig zijn, ze worden allen beheerst door de zonde.
10. Het staat zo in de Boeken: ‘Voor God is niemand rechtvaardig, werkelijk niemand.
11. Er is niemand verstandig. Er is niemand die echt zijn best doet om God te vinden.
12. Alle mensen hebben zich van God afgekeerd, zij zijn met elkaar de verkeerde weg opgegaan! Niemand doet wat goed is, zelfs niet één.
13. Wat uit hun mond komt, stinkt naar zonde en dood, zij gebruiken hun tong voor leugen en bedrog. Hun lippen spuwen dodelijk vergif.
14. Hun mond is vol vervloekingen en hatelijkheden.
15. Zij staan meteen klaar om te doden,
16. waar zij geweest zijn, laten zij een spoor van verwoesting en ellende achter.
17. Zij weten niet hoe zij in vrede moeten leven.
18. Zij hebben geen enkel ontzag voor God, zij houden geen rekening met Hem.’
19. Het is duidelijk dat deze woorden in het bijzonder gelden voor de Joden, die Gods wet hebben. Zo wordt iedereen de mond gesnoerd en gaat niemand vrijuit. De hele wereld is schuldig tegenover God.