4. Gideon en zijn driehonderd mannen bereikten de Jordaan en staken die over. Hoewel zij erg moe waren, zetten zij de achtervolging voort.
5. Gideon vroeg de inwoners van Sukkot om voedsel voor zijn mannen. ‘Wij zijn erg moe van het achtervolgen van Zebah en Zalmuna, de koningen van Midjan,’ legde hij uit.
6. Maar de leiders van Sukkot antwoordden: ‘U doet alsof u Zebah en Zalmuna al hebt gevangen! Nee, we geven niets!’
7. Toen waarschuwde Gideon hen: ‘Wanneer de Here hen aan mij heeft overgeleverd, kom ik terug om u te geselen met dorens en distels uit de woestijn.’
8. Daarna trok hij verder naar Pnuël en vroeg ook daar om voedsel, maar hij kreeg hetzelfde antwoord als in Sukkot.
9. Daarom zei hij tegen de burgers van Pnuël: ‘Wanneer de strijd voorbij is, kom ik terug en zal ik deze toren met de grond gelijk maken.’
29-30. Gideon ging naar huis terug en kreeg in de loop van de tijd zeventig zonen. Hij had veel vrouwen
31. en ook een bijvrouw, die in Sichem woonde, zij schonk hem een zoon, die de naam Abimelech kreeg.
32. Gideon stierf op zeer hoge leeftijd en werd begraven bij zijn vader Joas in Ofra, in het gebied van de Abiëzrieten.
33. Na Gideons dood werden de Israëlieten God opnieuw ontrouw en zij begonnen afgodsbeelden van Baäl en Baäl-Berith te aanbidden.
34. Zij dachten niet meer aan de Here, hun God, die hen had verlost van de hen omringende vijanden.
35. Ook waren ze de familie van Gideon niet meer dankbaar voor alles wat Gideon voor Israël had gedaan.