5. Micha had namelijk in zijn eigen huis een tempel voor God ingericht waar hij ook een efod en enkele terafim had, één van zijn zonen had hij tot priester gewijd.
6. In die tijd was er immers geen koning in Israël, iedereen deed wat hem het beste leek.
9. ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg Micha. ‘Ik ben een Levitische priester uit Bethlehem in Juda,’ antwoordde hij, ‘en ik zoek een geschikte plaats om te wonen.’
10. ‘Blijf bij mij wonen,’ zei Micha, ‘dan kunt u mijn priester zijn. Ik zal u jaarlijks een vergoeding geven van tien zilverstukken en u voorzien van voedsel en kleding.’
11. De Leviet besloot daar te blijven en werd behandeld alsof hij Micha's eigen zoon was.
12. Micha wijdde hem tot priester en hij nam bij hem zijn intrek.