1. Een poos later, tijdens de tarwe-oogst, ging Simson zijn vrouw opzoeken en nam een geitenbokje als geschenk mee. Hij wilde bij haar binnengaan, maar haar vader weigerde hem binnen te laten.
2. ‘Ik dacht beslist dat je haar haatte,’ verklaarde hij, ‘daarom heb ik haar aan de ceremoniemeester uitgehuwelijkt. Maar hoor eens, haar jongere zusje is nog mooier dan zij. Neem haar maar!’
3. Toen zei Simson: ‘Ik zal onschuldig zijn voor wat ik de Filistijnen nu ga aandoen.’
4. Hij ging weg en ving driehonderd vossen. Hij bond ze twee aan twee met de staarten aan elkaar, met een fakkel ertussen.
16-17. ‘De een na de ander, sloeg ik duizend man dood, en dat met één ezelskaak!’ zei Simson. Hij gooide de kaak weg. Daarom heet die plaats nog steeds Ramath Lechi, ‘Kaakheuvel’.