Obadja 1:10-12 Het Boek (HTB)

10. U hebt uw broeder Israël vreselijke dingen aangedaan. Beschaamd en weerloos zult u daarom voorgoed worden uitgeroeid.

11. Want in tijden van nood liet u Israël in de steek. U ging aan de kant staan en stak geen hand uit om te helpen toen binnenvallende troepen haar soldaten als krijgsgevangenen meenamen en Jeruzalem door loting onder elkaar verdeelden. U was geen haar beter dan al die vijanden.

12. Dat had u niet moeten doen. U had geen leedvermaak mogen hebben, toen zij uw broeder naar vreemde landen wegvoerden. U had zich niet mogen verheugen over zijn ongeluksdag. U had niet de spot met hem mogen drijven toen hij in nood verkeerde.

Obadja 1