5. Gedurende de hele periode van zijn Nazireeërschap mag hij zijn haar niet laten knippen, want hij is heilig en aan de Here gewijd, daarom moet hij zijn haar laten groeien.
8. Want het Nazireeërschap van God rust op zijn hoofd en gedurende de hele periode is hij heilig voor de Here.
9. Als iemand in zijn naaste omgeving plotseling sterft en hem verontreinigt, moet hij op de zevende dag zijn hoofdhaar afknippen en zo worden gereinigd van de nabijheid van de dood.