Numeri 21:9-21 Het Boek (HTB)

9. Mozes maakte een koperen slang en bevestigde die op een paal. Als iemand die door een slang was gebeten, naar de koperen slang keek, bleef hij leven.

10. Hierna reisden de Israëlieten verder naar Obot en sloegen daar hun kamp op.

11. Vandaar trokken zij naar Ijje-Haäbarim in de woestijn die ten oosten van Moab ligt.

12. Daarna ging het verder naar het dal van de beek Zered, waar zij hun kamp opsloegen.

13. Vervolgens trokken zij verder naar de overkant van de rivier de Arnon, dichtbij de grens van de Amorieten. De Arnon is de grensrivier tussen het land van de Amorieten en dat van de Moabieten.

14. Deze gebeurtenis wordt ook vermeld in het boek over de oorlogen van de Here, waarin wordt gezegd dat het dal van de rivier de Arnon en de stad van Waheb

15. tussen de Moabieten en de Amorieten liggen.

16. Toen reisden de Israëlieten naar Beër. Hier is de put waar de Here tegen Mozes zei: ‘Roep het volk bijeen, dan zal Ik het water geven.’

19. Nachaliël en Bamot.

20. Vandaar ging het verder naar het dal in het plateau van Moab, vanwaar men uitkijkt over de woestijn en in de verte de berg Pisga ziet.

21. De Israëlieten stuurden nu boodschappers naar koning Sichon van de Amorieten.

Numeri 21