21. Vanaf dit punt tot voorbij Eljasibs huis bracht Meremoth, de zoon van Uria, de zoon van Hakkoz, de muur in zijn oude staat terug.
22. Aan het volgende gedeelte werkten de priesters die afkomstig waren uit de streek buiten Jeruzalem.
23. Benjamin, Hassub en Azarja, de zoon van Maäseja, de zoon van Ananja, repareerden gedeelten naast hun eigen huis.
24. Binnuï, de zoon van Henadad, was bezig vanaf Azarja's huis tot de hoek.
25. En Palal, de zoon van Uzai, was aan het werk vanaf die hoek tot de fundamenten van de hoge toren van het koninklijk paleis, naast de tuin van de gevangenis. Daarnaast werkte Pedaja, de zoon van Paros.
26. De tempelknechten die op de heuvel Ofel woonden, repareerden de muur tot de oostelijk gelegen Waterpoort en de uitspringende toren.