19. Het Koninkrijk van God is als een mosterdzaadje dat door iemand in de tuin wordt gezaaid. Het begint te groeien en wordt ten slotte een grote boom waarin de vogels kunnen nestelen.’
20. Hij gaf nog een vergelijking. ‘Het Koninkrijk van God is als gist, dat in het deeg wordt gedaan. Het doet ongemerkt zijn werk, tot het deeg helemaal gerezen is.’
21. Hij gaf nog een vergelijking. ‘Het Koninkrijk van God is als gist. Je doet een beetje in een hoop meel en na een tijdje is het deeg door en door gegist.’
22. Hij reisde verder naar Jeruzalem. Onderweg, in de steden en dorpen, sprak Hij met de mensen.
23. Iemand zei tegen Hem: ‘Here, er komen zeker niet veel mensen in Gods koninkrijk?’