24. Toen sprak de Here opnieuw tegen Mozes en zei:
25. ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat dit de voorschriften betreffende het zondoffer zijn: dit offer is allerheiligst en moet voor de ogen van de Here worden geslacht.
26. De priester die deze offerdienst uitvoert, zal het vlees van het offer in de voorhof van de tabernakel eten.
27. Alleen zij die geheiligd zijn—de priesters—mogen dit vlees aanraken. Alles wat met het vlees in aanraking komt, is geheiligd. Als bloed op de kleren van de priester spat, moet dat kledingstuk op een heilige plaats worden gewassen.