Leviticus 22:26-27-32-33 Het Boek (HTB)

3. Voortaan zal een priester die onrein is en tóch de dieren of geschenken die het volk brengt en die bestemd zijn voor de Here, offert, worden gedood. Want Ik ben de Here!

26-27. De Here zei tegen Mozes: ‘Wanneer een rund, een schaap of een geit wordt geboren, moet hij zeven dagen bij zijn moeder blijven, maar vanaf de achtste dag mag hij als brandoffer aan de Here worden gegeven.

28. Een moederdier en haar jong mag u niet op dezelfde dag slachten of het nu een koe of een ooi is.

29. Wanneer u de Here een lofoffer brengt, moet u dat op de juiste manier doen en tevens zo dat het uzelf ook goed doet,

30. het offerdier moet op dezelfde dag waarop het geslacht wordt, worden gegeten. Laat niets overblijven tot de volgende dag. Ik ben de Here.

31. U moet al mijn wetten gehoorzamen en naleven, want Ik ben de Here.

32-33. Ontheilig mijn heilige naam niet en laat het hele volk Mij met eerbied behandelen. Heilig en vereer Mij, want Ik, de Here, heb u heilig gemaakt toen Ik u bevrijdde uit Egypte om uw God te zijn en u tot mijn eigen volk te maken. Ik ben de Here!’

Leviticus 22