10. De hogepriester—gezalfd met de speciale zalfolie en gekleed in de speciale kleding—mag zijn haar niet los laten hangen als teken van rouw en ook niet zijn kleren scheuren
11. of in de nabijheid van een dode komen, ook al is het zijn eigen vader of moeder.
12. Hij mag het heiligdom niet verlaten als hij daar dienst heeft en mijn tabernakel niet als een gewoon huis behandelen, want de wijding van de zalfolie van zijn God is op hem, Ik ben de Here.
13. De vrouw die hij trouwt, moet nog maagd zijn.