Leviticus 16:1-4 Het Boek (HTB)

1. Na de dood van de twee zonen van Aäron, die waren gestorven toen zij voor de Here verschenen, zei de Here tegen Mozes:

2. ‘Waarschuw uw broer Aäron dat hij niet zomaar in het Heilige der Heiligen, waar de ark en het verzoendeksel zich bevinden, mag komen. De straf daarop is de dood. Want Ik verschijn daar in de wolk die boven het verzoendeksel hangt.

3. Alleen op de volgende wijze mag hij die plaats betreden: hij moet een jonge stier als zondoffer en een ram als brandoffer offeren.

4. Hij moet zich baden en het heilige linnen onderkleed, de linnen broek en een linnen gordel aantrekken en een linnen tulband opzetten.

11-12. Nadat Aäron de jonge stier als zondoffer voor zichzelf en zijn gezin heeft geofferd, moet hij een vuurpan met gloeiende kolen van het altaar van de Here nemen en zijn handen vullen met geurig reukwerk dat tot fijn poeder is verwerkt en dat achter het gordijn van het Heilige der Heiligen brengen.

20-21. Wanneer hij verzoening heeft gedaan voor het Heilige der Heiligen, de hele tabernakel en het altaar, zal hij de levende bok nemen en zijn beide handen op zijn kop leggen en alle zonden van het volk Israël over hem belijden. Hij zal al hun zonden op de kop van de bok laden en daarna moet een man die daarvoor is aangewezen, de bok de woestijn inbrengen.

Leviticus 16