1. De Here droeg Mozes en Aäron op het volk de volgende verordening door te geven:
2. ‘Iedere man die aan een geslachtsziekte lijdt, is onrein,
3. zowel wanneer hij afscheiding heeft als wanneer het verstopt zit.
4. Elk bed waarop hij ligt en elke stoel waarop hij zit, is onrein.
5. Ieder die zijn bed aanraakt, is onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
6. Ieder die op een stoel zit waarop de onreine man heeft gezeten, wordt zelf ook onrein tot de avond en moet zijn kleren wassen en zich baden.
7. Hetzelfde geldt voor allen die hem aanraken.
21-23. Ieder die haar bed of iets waarop zij heeft gezeten aanraakt, moet zijn kleren wassen en zich baden en zal tot de avond onrein zijn.
32-33. Dit is de wet voor de man die onrein is door een geslachtsziekte of een zaadlozing, voor de menstruatie van een vrouw en voor iedereen die geslachtsgemeenschap met haar heeft in de tijd van haar onreinheid.