Leviticus 14:23-32 Het Boek (HTB)

3-4. ‘De priester zal het kamp verlaten om hem te onderzoeken. Als hij ziet dat de melaatsheid is verdwenen, zal hij vragen om twee levende, reine vogels, cederhout, scharlaken en hysop om die te gebruiken bij de reinigingsceremonie van degene die genezen is.

23. Hij zal deze op de achtste dag bij de priester aan de ingang van de tabernakel brengen om ze te gebruiken bij zijn reinigingsceremonie voor de Here.

24. De priester zal het lam van het schuldoffer en de olie aan de Here offeren door het omhoog te heffen.

25. Dan zal hij het lam voor het schuldoffer slachten en iets van het bloed strijken aan de rechter oorlel, de rechter duim en de rechter grote teen van de man die moet worden gereinigd.

26. De priester zal daarna de olijfolie in de palm van zijn linkerhand gieten.

27. Met zijn rechter vinger moet hij de olie zevenmaal voor de Here uitsprenkelen.

28. Dan moet hij iets van de olie strijken aan de rechter oorlel, de rechter duim en de rechter grote teen van de man op het bloed van het schuldoffer.

29. De rest van de olie moet op het hoofd van de man worden gedaan om verzoening voor hem te doen voor de Here.

30. Dan moet hij de twee tortelduiven of jonge duiven (afhankelijk van wat de man zich kan veroorloven) offeren.

31. Een van de twee is voor het zondoffer, de andere is voor het brandoffer en wordt samen met het spijsoffer geofferd. Zo zal de priester tegenover de Here verzoening doen voor de man.’

32. Dit zijn de voorschriften betreffende hen die van melaatsheid worden gereinigd, maar niet in staat zijn de offers te brengen, die gewoonlijk worden verlangd voor een reinigingsceremonie.

Leviticus 14